Staatssecretaris Mona Keijzer wil met de invoering van de e-Privacy Verordening telemarketing zonder voorafgaande toestemming verbieden, ook voor goede doelen. Met dit plan tart de Staatssecretaris onze democratische samenleving en overtreedt zij wellicht zelfs de Grondwet.
Uitkomsten onderzoek misleidend
Keijzer stelt dat een meerderheid van de mensen zich stoort aan telemarketing en beroept zich daarbij op Europees onderzoek waaruit dat zou blijken. Maar uitkomsten van onderzoek hebben geen waarde als de vragen onjuist of onvolledig zijn geformuleerd. Zij zijn dan zelfs misleidend. Daarom eerst enkele gegevens op een rij:
- Precieze cijfers zijn niet bekend, maar naar schatting zijn er jaarlijks 3 tot 5 miljoen telefonische benaderingen door ideële of charitatieve instellingen (goede doelen). Dat komt neer op gemiddeld minder dan een telefoontje per jaar per huishouden.
- Het aantal telefonische benaderingen door bedrijven (energie, telecom, verzekeringen) loopt in de tientallen miljoenen per jaar.
- Er wordt in de plannen van Keijzer geen onderscheid gemaakt tussen goede doelen en commerciële bedrijven.
- De mogelijkheid voor consumenten om zich af te melden voor telefonische benadering bestaat al, op deelgebieden of voor alle telefoontjes.
- Keijzer zal met haar plannen telefonische benadering ernstig beperken door een opt-in verplicht te stellen. Mensen mogen dan pas benaderd worden – ook door goede doelen – als ze hiervoor vooraf schriftelijk toestemming hebben verleend.
- Eventuele doorvoering van de plannen van Keijzer kost de goededoelensector per jaar naar schatting 50 tot 100 miljoen euro aan opbrengsten. Geld dat niet kan worden besteed aan het bereiken van de missies van goede doelen.
Waar Mona Keijzer beweert dat ze de bevolking beschermt tegen deze telefoontjes doet zij die bevolking juist tekort door goede doelen en bedrijven over een kam te scheren.
Schade voor de samenleving
In iedere samenleving bestaan misstanden. Situaties waar mensen ernstig onder lijden en waar de overheid geen verantwoordelijkheid voor kan of wil nemen. Goede doelen zijn opgericht om daar iets aan te doen, vanuit de basisgedachte dat mensen voor elkaar moeten en willen zorgen.
Denk bijvoorbeeld aan de ziekte kanker. Vrijwel ieder mens krijgt daar in zijn leven – direct of indirect – mee te maken. Als de ziekte ons treft willen wij allemaal dat er medicijnen beschikbaar zijn om ons te genezen. Welnu, die medicijnen komen voort uit wetenschappelijk onderzoek dat gefinancierd wordt door het goede doel. Voor een belangrijk deel is dat geld telefonisch geworven.
Een ander voorbeeld: ook vandaag worden kinderen misbruikt in de seksindustrie, onder andere in Azië. Er wordt hard aan gewerkt om deze slachtoffers uit hun afschuwelijke situatie te halen. Het geld om dat te kunnen doen komt voort uit fondsenwerving, voor een belangrijk deel telefonisch.
Als Mona Keijzer haar zin krijgt gaat een groot deel van de inkomsten en dus van de slagkracht van goede doelen verloren. Toen de vragen werden gesteld in het onderzoek waarop de Staatssecretaris zich baseert is alle bovenstaande essentiële informatie er niet bij vermeld. Daarom moeten we de uitkomsten van dat onderzoek wantrouwen. En als Mona Keijzer het voorkomen van een enkel telefoontje belangrijker vindt dan het bestrijden van deze misstanden heeft ze haar prioriteiten niet op orde. Haar plan is goed beschouwd beschadigend voor onze samenleving.
Overheid maakt eigen oppositie vleugellam
VluchtelingenWerk Nederland en Amnesty International. Twee wervende fondsen die met elkaar gemeen hebben dat ze zich sterk maken voor mensen in extreem moeilijke levensomstandigheden. Situaties waarin fundamentele basisrechten van mensen een belangrijke rol spelen. In hun werk opponeren deze fondsen op regelmatige basis de overheid. Als de plannen van Keijzer doorgang vinden, betekent dat dat de overheid haar eigen oppositie vleugellam maakt.
Het begrip ‘participatiemaatschappij’ is door de overheid tot beleidsuitgangspunt gemaakt. Ook heeft zij in beleidsstukken aangegeven het geefgedrag van de Nederlander te willen stimuleren. Hoe valt dat te rijmen met het feit dat diezelfde overheid – op grond van ondeugdelijk onderzoek nota bene – het goede doelen moeilijker en moeilijker maakt om steun voor hun missie te vragen aan mensen die zich daarbij betrokken voelen?
Grondwet
En dan is er ook nog de Grondwet, artikel 8. Wij hebben in Nederland vrijheid van Vereniging. Wat we uit artikel 8 mogen afleiden – al staat het er niet letterlijk – is dat het de overheid niet is toegestaan verenigingen beperkingen op te leggen bij het zoeken van steun voor hun missie.
Als je goede doelen beperkt in hun fondsenwerving beperk je namelijk de mogelijkheden van verenigingen om de activiteiten te ontplooien die noodzakelijk zijn om de doelstellingen te bereiken. En dus ook om die vereniging in stand te houden of te ontwikkelen. De vraag is gerechtvaardigd of Mona Keijzer geen bakzeil zou moeten halen als dit dossier voor de (Europese) rechter wordt gebracht.
Een gezond filantropieklimaat houdt een democratie én rechtsstaat als de onze in balans. Het werk van goede doelen levert een essentiële bijdrage aan onze samenleving, en de overheid erkent dat ook. Het is daarom ondenkbaar dat de plannen van Staatssecretaris Keijzer in zijn geheel worden doorgevoerd. Zij zou onderscheid moeten maken tussen bedrijven enerzijds en goede doelen en vergelijkbare maatschappelijke organisaties anderzijds, en die laatste groep een uitzonderingspositie moeten geven.
bron: Privacyweb
Recente reacties